Elf jaar na de aanneming van IAO-verdrag 189 en aanbeveling 201 over waardig werk voor huispersoneel, en tien jaar na de inwerkingtreding ervan, kwamen meer dan 100 vrouwelijke hoofdrolspelers bijeen om de vooruitgang te evalueren en goede praktijken en verschillende strategieën voor het toezicht op deze belangrijke internationale norm uit te wisselen. Op 7 oktober, Werelddag voor Waardig Werk, kwamen leiders van sociale en vakbondsbewegingen uit vier continenten bijeen op het virtueel forum: 10 jaar C189 en A201, georganiseerd door INSP!R met de steun van WSM en ACV.
Laten we heel duidelijk zijn: er is nog veel werk aan de winkel. Vanuit Guinee (West-Afrika), vertelt Assiatou Balde van de Unie van Guinese Arbeidersvakbonden ons over een huishoudelijke hulp die de pesterijen waarmee ze tijdens haar werk werd geconfronteerd, niet accepteerde. Haar situatie verwerpen en zich verzetten draaide uit op opsluiting. Dankzij de steun van de vakbond is ze na twee maanden vrijgelaten.
Geweld en intimidatie zijn een van de belangrijkste schendingen waarmee huispersoneel in hun werk wordt geconfronteerd. Vanwege de onzichtbaarheid van hun werk, in woningen, afhankelijk van de eigenaar en diens goodwill om rechten te respecteren en goede arbeidsomstandigheden te bieden. 'Maar dit is niet de enige schending van onze rechten, vervolgt Assiatou. Veel huispersoneel in Guinee heeft niet eens een vrije dag. Bovendien moeten ze om 6 uur ‘s ochtends opstaan en pas om 10 uur ‘s avonds naar bed'. Binnen deze overdreven werkdag verlenen de werknemers allerlei vormen van zorg, voegt Grâce Papa van de Europese Federatie van vakbonden voor voedsel, landbouw en toerisme, die onder meer huispersoneel vertegenwoordigt, eraan toe: ' ’s ochtends de kinderopvang, daarna het huis schoonmaken en de was doen, en ‘s avonds de zorg voor de volwassenen en grootouders als die thuis zijn'. En al die tijd moet het huispersoneel het werk zo onzichtbaar mogelijk doen. 'Maar het is niet omdat we huispersoneel zijn, dat we ons moeten verbergen,' besluit Assiatou. 'We moeten trots zijn op ons werk, en onszelf zien als werknemers net als iedereen'.
Momenteel hebben slechts 35 landen verdrag C189 bekrachtigd. In veel van deze landen wordt het verdag nog niet goed uitgevoerd. In Peru is het verdrag in 2018 geratificeerd, na verschillende jaren van campagne voeren en beleid door vakbondsorganisaties en bewegingen van huispersoneel, zoals het Instituut voor de promotie en opleiding van huispersoneel IPROFOTH. 'De uitvoering van de wet op huishoudelijk werk stelt ons nog voor vele uitdagingen', zegt Ernestina Ochoa van IPROFOTH. Deze werknemers worden ver onder het minimumloon betaald (het ITUC heeft berekend dat huishoudelijk personeel wereldwijd 50% verdient van het gemiddelde maandloon van andere werknemers); en de overgrote meerderheid van hen is niet aangesloten bij het socialezekerheidsstelsel (gezondheidszorg, pensioen, enz.). 'Onze grote taak is nu om de werknemers verder bewust te maken, op te leiden en de inhoud van de wet te verspreiden, zodat meer van hen de inhoud ervan en hun rechten kennen'.
Dezelfde getuigenis van Lissy van de vakbond CTUI in India. India heeft verdrag 189 nog niet geratificeerd, maar de vakbond heeft zich de afgelopen jaren grote inspanningen getroost om het werk van huispersoneel zichtbaarder te maken. 'Het belangrijkste is om huispersoneel te sensibiliseren en op te leiden, zodat ze hun rechten kennen, leren hoe ze die kunnen opeisen en hoe ze kunnen onderhandelen.' In India is huispersoneel voornamelijk vrouwen uit minderheidsgroepen van de samenleving, die zich al in onzekere en kwetsbare situaties bevinden. 'Onze strategie is bewustmaking en het voeren van politieke campagnes van lokaal tot nationaal niveau. We voeren momenteel campagne om leden van het nationale parlement, die ook huispersoneel in huis hebben, te sensibiliseren! We vragen hen naar de werkomstandigheden van hun huispersoneel maar ze praten er niet graag over. India is een zeer patriarchale samenleving. Maar voor ons is het een bewustmakingsstrategie, want als we verwachten dat ze stemmen voor wetten ten gunste van huishoudelijk personeel, moeten ze beginnen met het toepassen van goede voorwaarden in hun eigen huis. Nu al hebben drie staten in het land een minimumloon voor huishoudelijk personeel.'
Luc Cortebeeck, die de woordvoerder van de werknemers was op de conferentie van 2011 toen verdrag C189 werd onderhandeld en aangenomen, was zeer onder de indruk van de getuigenissen en de grote betrokkenheid. 'Het was een van de meest historische momenten voor de IAO, een dynamiek van vele interacties van de huishoudelijk werkers die in Genève aanwezig waren, met regeringen en werkgevers. Het was totaal nieuw voor velen van hen. Maar we zijn er wel in geslaagd hun eisen in een internationaal instrument te vertalen. Het belangrijkste punt is de erkenning van huispersoneel als werknemer. Deze erkenning mag niet worden onderschat, hetgeen betekent dat alle verdragen en aanbevelingen van de IAO voor hen als referentiekader dienen en op hen moeten worden toegepast zoals op andere werknemers: verdrag C190 tegen geweld en pesterijen op het werk, de verdragen over veiligheid en gezondheid op het werk, over kinderarbeid en dwangarbeid, enz. Hoewel het de verantwoordelijkheid van de regeringen is om deze verdragen te bekrachtigen en uit te voeren, is de rol van vakbonden en andere organisaties die huishoudelijk en ander personeel organiseren, van cruciaal belang voor het toezicht op en de follow-up van een goede uitvoering.' 'Rechten zijn nooit voor altijd verworven,' concludeert Luc Cortebeeck. 'De inzet van sociale bewegingen is het belangrijkste om druk te blijven uitoefenen op regeringen en rechten te eisen, met de IAO-verdragen als referentiekader'.
Gijs Justaert | WSM