Lut Cromphout is verpleegkundige in de mobiele equipe in het ziekenhuis van Vilvoorde, werknemersafgevaardigde en militant voorzitter bij ACV Puls. Veerle Verleyen is Adjunct Algemeen Secretaris voor de beroepswerking bij ACV Puls en verantwoordelijk voor het internationale werk. Samen volgen zij de samenwerking met de Filipijnse vakbond Alliance of Health Workers op, een organisatie verbonden aan WSM, voor wie ACV Puls belangrijke financiële steun vrijmaakt. ‘Wat ons met de collega’s in de Filipijnen verbindt? Dat het welzijn van patiënten altijd primeert. De kwaliteit van zorg kan je alleen maar garanderen als de arbeidsvoorwaarden voor zorgpersoneel goed zijn.’
Dag Lut en Veerle, bedankt om jullie kostbare tijd vrij te maken voor dit interview. Ik vlieg er meteen in. Hoe kwamen jullie in het vakbondswerk terecht?
Lut: ‘Ik was altijd geïnteresseerd in arbeidsrecht. Sinds het begin van mijn loopbaan neem ik deel aan de acties van de Witte Woede; zelfs met kleine kinderen. Op een bepaald moment heeft men mij gevraagd om de syndicale ploeg in het ziekenhuis te versterken. Ik vind het belangrijk om op te komen voor mijn collega’s, net zoals ik opkom voor mijn patiënten. Dat hangt voor mij allemaal aan elkaar.’
Veerle: ‘Ik begon op de werkloosheidsdienst van het ACV, aan het loket in de zone Vorst-Ukkel-Sint-Gillis. Ik werkte ook een tijdlang als regiopropagandist in Brussel. Daarna ben ik de winkelsector gaan opvolgen bij ACV Puls. Het werd voor mij al snel duidelijk dat werknemersbelangen eigenlijk geen grenzen kennen. Als bedrijven zich Europees of internationaal organiseren, dan moet dat ook met de belangen van werknemers gebeuren. Ken je de rusthuizengroep Armonea? Die organiseert zich over de grenzen van België heen. Dat maakt dat ook het vakbondswerk internationaal wordt georganiseerd.’
Wat motiveert jullie om vol te houden?
Lut: ‘Weten dat ik met mijn inzet dingen kan veranderen, zoals bijvoorbeeld het bekomen van 45+-dagen. Maar ook: iemand kunnen helpen die met vragen zit over tijdskrediet, of tussenkomen wanneer een collega iets niet durft te vragen aan de chef … Als vakbondsafgevaardigde kan je je al eens wat meer permitteren, omdat wij beschermd zijn. Je kan wat scherper uit de hoek komen, af en toe eens dat stapje verder gaan. Er lopen hier wel wat collega’s die content zijn over de dingen die wij voor hen hebben gedaan. Dat motiveert. En als ik soms moedeloos word of het gevoel krijg dat iets niet vooruit gaat, dan helpt het om de dingen eens op de langere termijn te bekijken. Dan kijk ik terug naar wat we wel al hebben kunnen veranderen. Dat geeft mij doorgaans nieuwe moed.’
Veerle: ‘Wat mij altijd gemotiveerd heeft, was het werken met militanten. Hen empoweren! Zien hoe zij letterlijk steviger in de schoenen staan wanneer ze zich gezamenlijk organiseren. Dat werkt zelfs in twee richtingen. Ik voel me, als vakbondssecretaris, zelf empowered door die sterke vakbondsmilitanten. Ook internationale contacten geven mij een boost. Als ik zie hoe vakbondsmilitanten in de Filipijnen in heel moeilijke omstandigheden hun werk doen en toch dingen veranderen, dan is dat een echte opsteker. Ik noem dat collectief empowerment.
Waar ben je trots op?
Lut: ‘Door de jaren heen hebben we veel kunnen bereiken met de acties van de Witte Woede. De lonen gingen omhoog, er is meer personeel. De Covid-pandemie gaf aanleiding tot een stevige actie met positieve resultaten: de functieclassificaties zijn aangepast en er is een budget bijgekomen voor meer personeel.
Een project waar ik bijzonder trots op ben, is het Project 600. Dat is een subsidie voor mensen uit de zorg die zich, met behoud van loon, bijscholen tot verpleegkundige of zorgkundige. In het begin van mijn militantencarrière voerden wij daar elk jaar actie voor. Tot op het kabinet van de minister zijn we gegaan om ons punt te maken. Vandaag is Project 600 een gevestigde waarde, dat bijdraagt aan het invullen van de personeelstekorten. Heel wat mensen gingen de voorbije jaren studeren via dit project. Als ik bedenk hoe wij dat in de beginjaren telkens opnieuw moesten afdwingen. Daar heb ik echt hard voor gestreden. En telkens als iemand zegt ‘Ik studeer via het Project 600’ dan voel ik me trots. In mijn ziekenhuis zijn trouwens momenteel zes personen aan een opleiding bezig via het Project 600.’
Veerle: ‘De Witte Woede is een echte gemeenschap. Een beweging die opkomt voor de werknemers in de zorg-, welzijns- en cultuursector. Er is veel verschil tussen deze sectoren. Maar dankzij de beweging trekken de sterkere sectoren altijd de zwakkere mee. De strijd van de Witte Woede is bekend en heel sterk. Als die op straat komt, dan is dat met tienduizenden. Ten tijde van Covid heeft het zorgpersoneel gewerkt in enorm moeilijke tijden, maar zij hebben ook een belangrijk sociaal akkoord kunnen verwezenlijken: een serieuze inhaalbeweging op het vlak van loon- en arbeidsvoorwaarden. Daarom ben ik fier op de Witte Woede. Wat ik sterk vind aan hen is dat zij zich niet neerleggen bij een crisis- en besparingslogica van een overheid. Van in het begin van de crisis hebben zij gezegd: ‘Wij verdienen respect! Wij zijn dit waard!’’
Lut: ‘Bij de Witte Woede komen we altijd op voor de belangen van onze sector. Maar we verdedigen niet alleen onszelf, of onze arbeidsvoorwaarden. Wij doen het voor onze patiënten, want zij moeten het goed hebben. Die wachtlijsten bij de opvoeders moeten weg. Dat cijfer van negen kinderen per kinderverzorgster moet omlaag. Als wij zoiets zeggen, dan is dat niet alleen voor de kinderverzorgster zelf, maar vooral voor het welzijn van die kinderen. Wij komen op voor onze bewoners, onze patiënten, onze klanten. Dát maakt ons sterk. Daarom kunnen wij rekenen op de sympathie van de bevolking. En om de link te leggen met het onderwerp van dit interview: ook bij de Filipijnse vakbond Alliance of Health Workers is dat zo. Als zij actie voeren, dan is dat evengoed omdat zij het welzijn van hun patiënten willen bewaken.’
Veerle: ‘Je kan de kwaliteit van zorg alleen maar garanderen als de arbeidsvoorwaarden goed zijn.’
Vertel eens over jullie internationale engagement?
Lut: ‘Wij steunen en werken samen met de Alliance of Health Workers in de Filipijnen, een vakbond die opkomt voor de rechten van zorgpersoneel in de Filipijnen. Wat zij meemaken is zeer herkenbaar. Zelfs al werken ze in een totaal andere context en leven zij in een land waar de regering een totaal andere rol speelt. Hun strijd voor betere rechten om de braindrain te voorkomen, bijvoorbeeld. Die strijd is ook dichterbij huis belangrijk. Op een bepaald moment was er in ons ziekenhuis een tekort aan personeel. Via Moving People traden zeven Roemeense verpleegkundigen bij ons in dienst. Hele bekwame mensen, toffe collega’s. Maar dan denk ik: hebben ze dan in Roemenië geen verpleegkundigen nodig? In de Filipijnen is dat precies zo. Daar vertrekken verpleegkundigen naar de Verenigde Staten. Gewoon om hun facturen te kunnen betalen. En dat terwijl het personeelstekort in het land zelf groeit. De Alliance of Health Workers stelt het heel duidelijk: het is niet de migratie die het tekort in onze zorgsector veroorzaakt, het zijn de slechte loon- en arbeidsvoorwaarden. Ook hier geven mensen er soms de brui aan omdat de loon- en arbeidsvoorwaarden niet OK zijn. Onze collega-militanten ginds benadrukten laatst drie woorden: UNDERPAID, OVERWORKED, UNDERSTAFFED. Wij zijn onderbetaald, overwerkt en onderbemand. Wel, eigenlijk is dat hier hetzelfde.’
Veerle: ‘Arbeidsmigratie groeit lokaal en mondiaal. In de Filipijnen veroorzaakt die migratie een reële braindrain. Toen wij ginds waren, zag je in de straten affiches om zorgpersoneel voor de VS en Europa aan te trekken. Ook in onze zorg zie je mensen met een migratieachtergrond. Ik vind dat wij daar als land én als vakbond eerlijk moeten mee omgaan. Als mensen hier komen werken moeten zij dat uiteraard kunnen doen aan goede loon- en arbeidsvoorwaarden. Maar, als vakbond moeten wij er, door ons internationaal met elkaar te verbinden, voor zorgen dat er ook ginds goede loon- en arbeidsvoorwaarden zijn. Zodat de zorg en de tewerkstelling daar ook kwalitatief is. Dat is het verhaal van de ketenzorg of de Global Care Chain. Iedereen, in de ganse keten, telt. Wij verzetten ons als vakbond uiteraard niet tegen het feit dat mensen naar hier komen om te werken. Maar we zijn bekommerd om de zorg in noord, oost, zuid én west.
Een ander voorbeeld is de strijd tegen de privatisering. Toen ik met Lut de Filipijnen bezocht, hadden de vakbondsmensen daar net een hele strijd achter de rug tegen de privatisering van een ziekenhuis in Manila. In dat ziekenhuis werden gewone mensen verzorgd. En het was zeer duidelijk dat zij, in het geval van privatisering, niet langer zorg zouden kunnen krijgen. Ook wij hebben met die privatisering en commercialisering te maken. De mechanismen van uitsluiting, commercialisering en privatisering zijn daar even sterk aanwezig als bij ons. En al zijn de omstandigheden in de ziekenhuizen in de Filipijnen uiteraard helemaal anders, toch voel ik zoveel verbondenheid.’
Lut: ‘Wij voelden ons meteen thuis in het syndicaal lokaal van de militanten van de AHW. Zij vertelden over hun acties. Ik toonde foto’s van de acties van de Witte Woede. Heel vaak dacht ik: aha, dat kunnen wij misschien ook eens zo aanpakken. En weet je wat ook herkenbaar was? Dat mensen soms bang zijn om aan acties mee te doen.’
Veerle: ‘Sinds 2018 is de situatie van sociale bewegingen in de Filipijnen veel moeilijker geworden. Mensen die actief zijn in de sociale strijd worden gecriminaliseerd, gevangengezet en zelfs vermoord. We moeten goed beseffen dat als AHW strijd voert tegen de privatisering van een ziekenhuis in Manila, zij het opnemen tegen grote rijke spelers die een monopolie hebben in de Filipijnen. Dat is best gevaarlijk en vraagt ons oprecht respect. Het militair regime van de familie Marcos - een familie van kapitaalkrachtige, machtige ondernemers - is ontzettend repressief ten opzichte van sociale bewegingen en vakbonden. Daarom is onze solidariteit met hen zo belangrijk. Naar hen toegaan, hun acties delen met de wereld, financiële steun. Dat betekent voor hen, letterlijk, het verschil tussen overleven of niet. Morele steun krijgen van internationaal erkende vakbonden die toonaangevend zijn in hun werk, is levensbelangrijk.
Nog een voorbeeld van onze gelijklopende strijd. AHW werkt in de Filipijnen samen met de grotere, overkoepelende vakbond KMU. Samen voeren ze campagne rond de verhoging van het minimumloon en tegen tijdelijke of precaire contracten. Herkenbaar? Recent nog hoorde je onze regering zeggen dat er meer flexijobs moeten komen in de zorgsector.’
Lut: ‘Die mensen blijven onvermoeibaar doorzetten. Na Covid hadden wij vrij snel een sociaal akkoord. Zij waren ook helden. Ze kregen zelfs snel een belofte voor een akkoord. Maar de beloofde premies kregen ze nog steeds niet. Tot vandaag komen zij op straat komen om die premies op te eisen. Wat een ongelofelijke kracht om dat toch maar te blijven doen. Zij blijven actie voeren tegen korte termijncontracten. Soms met velen, soms met slechts een paar mensen. Tijdens ons verblijf namen wij deel aan één van hun acties. Je ziet die gewapende politie, hoe zij jou vanop een afstand observeren en heel goed weten wie daar staat. En toch staan zij er. Iedere keer opnieuw.’
Veerle: ‘Wij hebben moeten vechten tijdens de Covid-periode, we hebben moeten zwoegen. Maar ginds was de situatie letterlijk dodelijk. Met PULS zijn we daarom meteen op de kar gesprongen van de No Profit on Pandemic- campagne. We eisten dat de zorg en de geneesmiddelen internationaal beschikbaar en betaalbaar werden. We eisten een opheffing van de patenten om dat te realiseren. Crisistijden zetten de verhoudingen op scherp: onmiddellijk wordt duidelijk wat het verschil is tussen zij die geld hebben en zij die niets bezitten. Daarom precies is het cruciaal om je strijd internationaal open te trekken. In een crisis plooi je zo snel terug op het nationalistische, op het eigenbelang. En dat terwijl de strijd zich internationaal zou moeten situeren. Zeker voor werknemersbelangen. Weet je, zolang je niet de belangen van alle mensen in de keten verdedigt, ontstaat er een neerwaartse spiraal, een achteruitgang van de belangen van álle mensen in de keten, ook die van de mensen hier!’
Wat zeggen jullie als mensen vragen wat ze kunnen doen om te helpen?
Lut: ‘Toen ik recent aan Robert van de AHW vroeg hoe het met hem ging, zei hij dat hij nog in shock was na de laatste presidentsverkiezingen. Dat hij bang afwachtte wat de gevolgen van het nieuwe beleid zouden zijn. Intussen weten we dat het er zeer slecht uitziet voor de publieke gezondheidszorg in de Filipijnen. Wanneer mensen mij vragen wat zij kunnen doen om te helpen, dan zeg ik: volg hen op Facebook, like en deel hun berichten, toon hen dat ze niet alleen zijn. Maar ook: steun financieel, met een gift aan WSM en tenslotte: neem deel aan onze Defend the Defenders-acties.
Ik heb een tijdlang in Ecuador gewerkt. Aan een bisschop die ik daar leerde kennen vroeg ik wat ik vanuit België voor hen kon doen. Zijn antwoord was verrassend: ‘Zorg ervoor dat het in België goed loopt. Zorg ervoor dat de werknemersrechten gerespecteerd worden en trek zo de zaken recht, voor de rest van de wereld.’ En dat is wat ik doe. En iedereen kan daaraan bijdragen. Wij zorgen er bijvoorbeeld voor dat ons ziekenhuispersoneel in ‘schone’ ziekenhuisuniformen werkt. De aankoop van ethisch geproduceerde, duurzame werkkledij staat in ons lastenboek opgenomen. Ik ben er zeker van dat dat iets uitmaakt.’
Veerle: ‘Internationale aandacht vestigen op wat fout loopt in de Filipijnen is een andere manier om verandering te veroorzaken. AHW en koepelvakbond KMU staan in nauw contact met de internationale ACV-werking. Via die weg trekken wij naar de conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie en brengen er getuigenissen van arbeidsrechtenschendingen. Tijdens ons laatste ACV-congres zijn wij het podium opgetrokken samen met de vakbondsleider van de KMU. Op dat moment was er een vakbondsvrouw gevangen, enkel omdat zij sociale strijd voerde. We hebben gezamenlijk actie gevoerd en druk uitgeoefend op de ambassade om die persoon vrij te laten. Ook WSM heeft toen middelen vrijgemaakt uit het noodhulpfonds.
Ik wil ook de omkadering op het vlak van capaciteitsversterking vermelden, die wij, maar ook WSM, aan sociale bewegingen en vakbonden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika bieden. Vakbonden in repressieve regimes zitten vaak met heel veel vragen. Hoe leer ik onderhandelen? Hoe werk ik strategisch? Hoe organiseren wij ons lidmaatschap? Als vakbond hebben wij daar toch wel wat ervaring in.’
Lut: ‘Ik vernoemde het eerder al, maar financiële steun via een gift aan WSM is voor een vakbond als AHW echt belangrijk. Om actie te kunnen voeren heb je namelijk tijd en ruimte nodig. Je hebt vrijgestelden nodig die het werk kunnen doen. Budget om materialen te kopen. Als niemand tijd kan vrijmaken dan gaat er nooit iets veranderen. Maar je moet ook kunnen leven natuurlijk. Om vakbonden de kans te geven om te groeien is die ruimte en tijd van levensbelang. Eén van de doelstellingen van de AHW is om in meer ziekenhuizen actief te worden, maar dat kan alleen als je daarvoor mensen hebt. En daarvoor heb je geld nodig, zo is dat nu eenmaal.’
Veerle: ‘De AHW werken rond betere lonen, betere sociale zekerheid, jobzekerheid, betere werkomstandigheden, het organiseren van nieuwe leden: dat zijn de zaken waar wij ook mee bezig zijn. In ons samenwerkingsproject zijn dat de grootste doelstellingen. Wij voeren ook een loonstrijd, wij verzetten ons ook tegen precariteit en flexijobs, wij vechten ook voor onze sociale zekerheid. Er is net een regeringsvoorstel gedaan om één miljard uit onze sociale zekerheid te plukken. Je ziet dat er in heel wat landen aan sociale zekerheid wordt gebouwd, dat heel wat landen zich in een soort van opwaartse, positieve beweging bevinden. Wij zien onze sociale zekerheid afgebrokkelen. Als ik heel ver in de tijd vooruit kijk, zou het wel eens kunnen zijn dat zij ons opnieuw gaan moeten leren hoe we sociale zekerheid moeten opbouwen en de strijd vastnemen.
Je merkt dat sociale strijd wereldwijd een motor krijgt en dat die niet altijd bij ons start. Op Manifiesta luisterden wij naar de Amerikaanse militante Nambretta van Starbucks. Zij verbindt en verenigt werknemers in verschillende Amerikaanse staten via sociale media. Dat is sociale strijd op een heel vernieuwende manier. Of Amritsar, de vakbondsvrouw van Amazon die de Friday-acties heeft opgericht. Zij begon haar actie in Duitsland, in de logistieke centra. Wij hebben hun strijd opgepikt en verdedigd. De Friday acties zijn een internationale UNI-actie geworden. Waar is die strijd begonnen? Niet hier! Het verklaart voor mij de noodzaak om ons internationaal te blijven organiseren. Er zijn zoveel voorbeelden die aantonen dat als je je internationaal connecteert, je heel sterk kan worden.’
Lut: ‘Over die grote actie na Covid: wel, daarvoor heb ik witte lakens uitgedeeld aan de militanten. We maakten er spandoeken mee, met spuitbussen. Achteraf dacht ik: kwam dat idee nu niet van de AHW? Ook zij doen dat steeds… Je pikt zoveel zaken van elkaar op.
We blijven het voor elkaar opnemen! Dat is zeker. Want we zijn nu eenmaal zorgpersoneel. We zorgen voor elkaar. En als het tegenzit en mensen aan mij vragen: ‘waarom stop je er niet mee?’ Dan kan ik alleen maar zeggen: dat is onmogelijk. Ik zorg, ik werk voor mensen, voor patiënten. En dat zou ik nooit anders willen.’