26 april 2021

De coronacrisis is het Rana Plaza van vandaag

Het was op 24 april acht jaar geleden dat het Rana Plaza complex instortte in Bangladesh, waarbij 1134 kledingarbeidsters stierven. Het drama van Rana Plaza was geen ongeluk, het was een geval van schuldig verzuim. Bangladesh was al jaren berucht voor z’n gevaarlijke kledingfabrieken. Toch lieten de merken en ketens die er kleding inkochten na om daar iets aan te doen. Acht jaar later heeft de modesector de bocht naar een duurzamer en ethischer businessmodel nog steeds niet ingezet. Een groot deel van onze kleren blijft dus made in misery.

De coronacrisis was een nieuwe test voor de modesector. Fair fashion, zero waste, living wages, modemerken en -ketens hadden er de voorbije jaren de mond van vol. Helaas, in crisistijden laat de kledingsector haar ware gelaat zien. Om hun verliezen zo klein mogelijk te houden, annuleerden ze hun bestellingen bij hun leveranciers. Notabene bestellingen waarvoor de kosten al gemaakt waren, die klaar stonden om verscheept te worden.

Minstens een op de tien kledingarbeidsters wereldwijd is ontslagen. Spaargeld hebben ze niet – de lonen in de kledingsector liggen gemiddeld drie keer lager dan een leefbaar loon. De Clean Clothes Campaign berekende eerder al dat kledingwerkers tijdens de eerste drie maanden van de pandemie zo’n 2,7 tot 4,9 miljard euro aan lonen niet uitbetaald kregen.

Werkers zijn de echte slachtoffers

Zo schoven internationale kledingmerken de factuur van de crisis door naar de kledingarbeidsters. In goede tijden zien zij nauwelijks iets van de winst – de lonen blijven toch even laag, want merken en ketens houden de prijzen die ze betalen aan hun leveranciers liefst zo laag mogelijk. In slechte tijden moeten ze de verliezen van de modemerken en -ketens opvangen. En dat in landen met weinig tot geen sociale bescherming, zonder werkloosheidsuitkeringen. Dat maakt die productielanden net zo goedkoop, en dus interessant voor merken en ketens. “Internationale merken moeten stoppen met zeggen dat zij de slachtoffers zijn van deze crisis. Want dat klopt gewoon niet,” zegt Kong Athit wanneer ik met hem praat over de impact van COVID-19 op de kledingsector in Cambodja. Kong Athit is voorzitter van de Cambodjaanse kledingvakbond C.CAWDU en maakt van op de eerste rij mee hoe verwoestend die impact is. “De echte slachtoffers, dat zijn de kledingarbeidsters. Merken moeten hun verantwoordelijkheid nemen.”

Ook bedrijven vragen wetten

Decennialang konden kledingmerken de verantwoordelijkheid afschuiven op hun leveranciers en op de lokale regering. Want die moesten maar voor betere lonen en goede wetten zorgen. Tenslotte waren het niet ‘hun’ werknemers, maar die van hun leveranciers. Politici bij ons lieten begaan, de problemen zouden zich vanzelf wel oplossen via het wondermiddel van de zelfregulering. Sommige Belgische bedrijven zijn nochtans zélf vragende partij zijn voor een wetgevend kader. Modeketen JBC en Kalani, een merk van beddengoedartikelen, bezorgden op 4 februari een brief aan de ministers Kitir en Dermagne, ondertekend door 60 bedrijven uit verschillende sectoren. Daarin pleitten ze onomwonden voor een wettelijk kader dat bedrijven verplicht om hun verantwoordelijkheid te nemen in het respecteren van mensenrechten en milieu in hun toeleveringsketens. Ze zijn het beu dat ze moeten concurreren met bedrijven die er ongestraft de kantjes van af lopen. Een verrassend pleidooi tijdens een crisis die veel bedrijven zwaar treft.

Met een ‘ketenzorgwet’ zouden bedrijven de mogelijke negatieve impact op de mensenrechten en het milieu in hun toeleveringsketen in kaart moeten brengen. Ze moeten een actieplan opmaken en hierover communiceren. De stok achter de deur? Bedrijven die dit niet doen kunnen voor de rechtbank gedaagd worden. Een ketenzorgwet zou een einde maken aan de oneerlijke concurrentie van bedrijven die zich weinig aantrekken van de mensenrechten of het milieu. Gelijke regels voor iedereen actief op de Belgische markt.

Waar blijft België?

Tot enkele jaren geleden werd iedereen die pleitte voor zo’n wet voor een naïeveling gehouden, maar nu zijn de geesten gerijpt. Europees commissaris van Justitie Reynders kondigde een jaar geleden al een Europese wetgeving aan die ketenzorg verplicht, nadat enkele lidstaten daarop aangedrongen hadden. Onze buurlanden lopen voorop. Frankrijk heeft al sinds 2017 een ketenzorgwet. Op 3 maart werd in het Duitse parlement een wetsvoorstel ingediend. Nederland kwam amper een week later met een wetsvoorstel. Wachten op Europese wetgeving is alvast geen goed idee, dan krijgen de bedrijven in België de achterstand niet meer ingehaald.

De afgelopen maanden schakelde de federale regering een tandje hoger. Voor het eerst staat de ketenzorgwet in het regeerakkoord. Deze week werd een wetsvoorstel neergelegd in de Kamer. Nu maar hopen dat alle politieke partijen een einde willen maken aan de straffeloosheid van bedrijven die internationaal actief zijn. Zodat een ramp als Rana Plaza nooit meer voorvalt.    

 

Sara Ceustermans, coördinator Schone Kleren Campagne

 

Share


Nieuws

EN ES FR NL
Over ons Meer weten Doe mee Ons netwerk Agenda Doe een gift

Vacatures Nieuws Newsletter Contact